No. 462 CUM
Comtoise klok met boeganker en vouw slinger uit circa 1825/30, halfuur- en voluurslag op bel met repetitie, zaag. Voorplaat van messing voor gaand en slagwerk, achterplaten van ijzer. Alle onderdelen van het uurwerk zijn gemerkt met het nummer 64. Tweedelige decoratieve plaat in reliëf met cornucopieën en zonnestralen, de verdeling niet bij III en IX maar tussen de vierkante wijzerplaat en het bovenste deel. Het bovenste deel, dat onder de rand van de wijzerplaat wordt geschoven, heeft 4 plaatijzers, waarbij de 4 schroeven zowel de plaatijzers als de rand op hun plaats houden. (Vergelijk ook met No. 349 CUM / Klok No. 49 en met No. 425 CUM / Klok No. 197 en met Klok No. 1381/band 1). Er moeten 2 mallen zijn geweest voor zowel de bovendelen als voor de vierkante onderstukken, omdat zowel de bovenstukken, bijvoorbeeld verschillende Apollo koppen, als de vierkante onderstukken, enkele en dubbele bezel, van elkaar verschillen, zoals het hier afgebeelde klok laat zien. Dit betekent dat er in totaal 4 mallen waren, zodat er 4 verschillende combinaties van messing schilden kunnen zijn geweest.
Wijzers met versierde oppervlakken. Geëmailleerde wijzerplaat met Romeinse cijfers voor de uren en kleine Arabische cijfers voor de kwartieren.
Diameter wijzerplaat: 204
Kooi: 249 x 245 x 141 HxBxD
Uurwerk: 398 x 252 x 160 HxBxD
Slingerlengte: 1280 ( alle afmetingen in mm )
In het boek van Maitzner/Moreau ( La Comtoise, La Morbier, La Morez, 1985 ) staat een van deze modellen ook afgebeeld op pagina 312.